Dr. David Gelernter is kunstenaar, schrijver en professor in de computerwetenschappen aan de universiteit van Yale. In het voorjaar van 2019 publiceerde hij in de ‘Claremont Review of Books’ een essay, getiteld ‘Giving up Darwin, Vaarwel aan een briljante en mooie wetenschappelijke theorie’.
Dr. Gelernter schreef in zijn essay: “De Theorie van Darwin was ooit een gewaagde gok. Vandaag is het de basis van het credo dat het moderne wereldbeeld definieert. Het accepteren van de theorie van Darwin als gevestigde waarheid is een essentiële eerste stap om aanvaard te worden binnen de hogere intellectuele kringen… en het bewijst dat je het juiste pad bewandelt in je wetenschappelijke opvattingen. Maar wat als Darwin zich heeft vergist?… Dit is een van de belangrijkste intellectuele kwesties van onze moderne tijd en elke denkende persoon heeft het recht en de plicht om zelf te oordelen.”
Naar aanleiding van deze publicatie werd hij geïnterviewd door Peter Robinson van het Hoover Instituut voor ‘Uncommon Knowledge’. Tijdens dit spraakmakende interview werd Gelernter vergezeld door dr. David Berlinski en dr. Stephen Meyer. Samen gingen ze dieper in op Gelernter’s essay.

Dr. Gelernter zei tijdens het interview: “Ik denk dat ieder van ons, wetenschappers, Darwins theorie weet te waarderen. Het was voor mij zeker geen plezier om hem op te geven. Darwin heeft wel degelijk de kleine aanpassingen waarmee een organisme zich aanpast aan lokale omstandigheden met succes verklaard: bv. variaties in de dichtheid van de vacht, de stijl van de vleugels of de vorm van de snavel. Maar de vraag is of we diezelfde mechanismen ook kunnen gebruiken om ‘het grotere geheel’ te verklaren. Daarmee bedoel ik niet de geleidelijke veranderingen bij bestaande diersoorten, maar het ontstaan van geheel ‘nieuwe’ soorten leven. En wat blijkt? De oorsprong van de verschillende diersoorten is precies datgene wat Darwin niet kan verklaren.”
De Cambrische explosie
Dr. Stephen Meyer is een voormalige docent geofysica aan de universiteit van Palm Beach Atlantic University in Florida. Hij schreef verschillende boeken en is momenteel directeur van het ‘Center for Science and Culture’ in Seattle. Hij noemde Darwins boek ‘The Origin of Species’ een goed beargumenteerd boek, op basis van bewijs dat beschikbaar was in de negentiende eeuw, “maar niet volgens wat we geleerd hebben in de twintigste en eenentwintigste eeuw.”
Een typisch voorbeeld volgens dr. Meyer is wat bekend staat als de ‘Cambrische explosie’, het ontstaan van een opvallende verscheidenheid aan nieuwe organismen tijdens het Cambrium (542-488 miljoen jaar geleden), met inbegrip van de allereerste dieren, die plotseling opduiken in het fossielenbestand, over een periode van slechts 70 miljoen jaar. Dit fenomeen wordt soms ook wel de Oerknal van het leven genoemd.
Over de Cambrische explosie zelf wordt tegenwoordig meer en meer aangenomen dat het hierbij gaat om een tijdsperiode van ongeveer 10 miljoen jaar. Recent onderzoek toont aan dat er verscheidene grote ‘explosies’ zijn geweest. Bepaalde onderzoeken spreken over 13 tot 16 verschillende grote groepen dieren die zijn ontstaan in een periode van amper 5 tot 6 miljoen jaar. Wanneer je dit bekijkt in vergelijking met de leeftijd van de aarde, en bekeken vanuit een Darwinistische visie op de dingen, dan is dit volgens dr. Meyer vanuit geologisch oogpunt, maar ook vanuit biologisch en wiskundig oogpunt, “ongelooflijk abrupt!”
Dr. Gelernter zei hierover: “Er zijn pre-cambrische fossiele afzettingen ontdekt waarin kleine, zachte embryosponsjes bewaard zijn gebleven, maar we vonden echter nog geen voorgangers van de beroemde organismen van de Cambrium-explosie. Dit soort ‘negatief bewijs’ kan uiteraard nooit sluitend zijn, maar vanuit de steeds groter wordende fossiele archieven ziet het er niet goed uit voor Darwin, die duidelijke en concrete voorspellingen heeft gedaan die tot nu toe onjuist blijken te zijn, althans volgens vele gerenommeerde paleontologen.”
Wanneer is dan de deadline voor deze voorspellingen? Uiteraard nooit. Maar dr. Gelernter wijst erop dat “elke redelijk nadenkende persoon zich zou moeten afvragen of wetenschappers vandaag de dag op zoek zijn naar bewijs tegen Darwin, of eigenlijk net op zoek zijn naar een verklaring om de bewijzen die hem tegenspreken onderuit te halen.”
Er zijn er volgens dr. Gelernter een paar van elk: “Wetenschappers zijn nu eenmaal mensen en hun denken wordt, net als dat van iedereen, vaak gekleurd door emoties.”

Het creëren van een nieuwe levensvorm
Door de beperkingen die samengaan met de periode waarin Darwin leefde volstond het in Darwins tijd om de basiseenheid van het leven, een cel, voor te stellen als een klein blokje pudding. Het is als een ongedifferentieerd en vrij ongecompliceerd ding waarbij het samenbrengen van velen van deze cellen zou leiden tot verschillende vormen van leven.
Dr. David Berlinski, filosoof, wiskundige, auteur en redacteur van Inference: International Review of Science, heeft er echter zijn bedenkingen bij: “Deze redenering was goed genoeg voor Darwin en het zou ook goed genoeg kunnen zijn voor ons, maar helaas is het niet juist! Dat is nu net het grote probleem. Een cel is namelijk een ongelofelijk complex systeem. Het is ondoorgrondelijk complex en we hebben de complexiteit ervan zelfs helemaal nog niet begrepen. Meer nog, elke keer wanneer we er dieper op ingaan lijkt er een bijkomende laag van complexiteit bij te komen, die in onze theorieën moet worden geïntegreerd… Het uiteindelijke doel is om het ontstaan van deze complexiteit te ‘verklaren’. Maar wanneer we merken dat we [tijdens onderzoek] voortdurend achter de feiten aanhollen, omdat de complexiteit elke keer wanneer we het bestuderen toeneemt, dan zien we dat we ons doel dus helemaal niet bereiken. Integendeel, naarmate het onderzoek vordert zien we een voortdurende achteruitgang in plaats van vooruitgang! Het wordt steeds moeilijker om er een theorie voor te construeren omwille van de steeds toenemende complexiteit.”
De dingen blijken dus veel meer gecompliceerd dan Darwin wist en vooral ‘had kunnen weten’ in zijn tijd. Vandaag de dag begrijpen we dat het produceren van nieuwe levensvormen niet alleen nieuwe vormen betekent, maar ook een voorafgaande ‘code’ die ligt opgeslagen in het DNA-molecuul.
Een proteïne is opgebouwd uit een keten van aminozuren; 150 bouwstenen wordt aanzien als een “bescheiden” keten; voor een gemiddelde keten loopt het op tot zo’n 250 bouwstenen. Voor elke schakel uit zo’n keten wordt gekozen uit één van de 20 beschikbare aminozuren. Het aantal mogelijke combinaties waarmee je zo’n proteïne kunt opbouwen is dus gigantisch! Het groeit namelijk exponentieel als de DNA-streng langer wordt, dus zelfs wanneer het gaat om relatief korte strengen, heb je nog steeds een astronomisch hoog aantal mogelijke combinaties.
In de jaren ’60 werd een speciale conferentie bijeengeroepen door een aantal toonaangevende MIT-wetenschappers. Deze conferentie werd ‘Mathematical Challenges to Neo-Darwinism’ genoemd en zij waren de eersten die dit wiskundige probleem van het Darwinisme onder ogen zagen, ook al hadden wetenschappers er ook in de jaren zestig nog geen idee van hoe moeilijk deze zoektocht zou zijn. Pas begin 2000 konden er een aantal experimentele metingen gedaan worden voor de zeldzaamheid van deze ‘functionele’ proteïnen. De verhouding tussen functioneel en niet-functioneel bleek 1 over 10 tot de 77ste macht! Dus in dit onvoorstelbaar grote universum van mogelijke combinaties is het aantal combinaties dat een bruikbaar proteïne zal opleveren uiterst zeldzaam en dit is wat wetenschappers pas de laatste paar decennia hebben ontdekt.
Dr. Gelernter zei hierover: “Darwin had dat waarschijnlijk gemakkelijk kunnen berekenen, alleen had hij die kennis nog niet. Hij wist gewoon niets af van de aminozuren of de DNA-strengen. Het is niet de wiskunde die hem tegenhield. De wiskunde op zich is vrij eenvoudig. Het is de biologische kennis die ontbrak in zijn tijd.”
Dr. Meyer zette deze kansberekening even om in meer concrete cijfers: “Als je 1 over 10 tot de 77ste macht als kansverhouding hebt, met daarbij naar schatting ongeveer een aantal van 10 tot de 40ste verschillende organismen die je kan definiëren in de hele geschiedenis van onze planeet, dan krijg je voor elke reproductie een mogelijkheid voor een mutatie die de ruimte van mogelijkheden zou kunnen doorzoeken. Dus je hebt 10 tot de 40ste mogelijke mutaties tegen een zoekruimte van 10 tot de 77ste sterk. Dat komt erop neer dat je in 1 tot 10 triljoen-triljoen-triljoenste van de mogelijke combinaties kunt gaan zoeken voor die ene juiste match. Heb je in dat geval meer kans om te slagen dan te falen?”
De theorie leert ons dus dat mutaties uiterst zeldzaam zijn en dat succesvolle mutaties, die kunnen leiden tot functionele proteïnen, nóg schaarser zijn. Het Darwinisme weet dit echter! Het belangrijkste argument dat wordt aangehaald is dat er een zee van … tijd was. Je kansen om te slagen zijn misschien oneindig klein, maar als je het spel vaak genoeg speelt, zul je uiteindelijk toch winnen.
Maar dr. Gelernter is het daar niet mee eens: “De vraag is of de ‘geschiedenis van het leven’ waar Darwin zich mee bezighield je voldoende kansen zal geven om het überhaupt ‘waarschijnlijk’ te maken. Wanneer we bekijken of het mogelijk is om te stuiten op die verbazingwekkend zeldzame strengen die resulteren in een proteïne dat in een cel kan functioneren, dan blijft vanuit eender welke hoek je het ook bekijkt, het antwoord toch nog steeds hetzelfde, namelijk: neen, er is niet genoeg tijd geweest.”
Maar kunnen we dan hieruit concluderen dat het zeer ‘onwaarschijnlijk’ was dat het ontstaan van een nieuw leven een ‘natuurlijk toeval’ is?
Volgens dr. Berlinski hebben we het over kansen die zo buitensporig klein zijn “dat er nauwelijks een verschil is tussen onwaarschijnlijk of onmogelijk! … Het is alsof je een miljoen apen op een miljoen typemachines laat typen. We weten op voorhand dat ze de verzamelde werken van Shakespeare niet binnen een redelijke tijd gaan produceren… Het is net als die prachtige aflevering van The Simpsons waar Mr. Burns een miljoen apen op een miljoen typemachines laat typen en ze gaan de ‘grootste roman ooit’ schrijven… Je moet durven onder ogen te zien dat het helaas nooit zal lukken.”
Maar Darwin kon dit toch niet weten?
Volgens dr. Gelernter hoeft dit echter geen kritiek te zijn op Darwin als mens of denker of wetenschapper: “Dit is geen aanval op Darwin, maar het is nu eenmaal de taak van wetenschappers om uit te zoeken welke gissingen goed en welke fout zijn. Wetenschappers worden betaald voor het maken van veronderstellingen, niet voor het maken van juiste veronderstellingen, maar voor het maken van interessante, aannemelijke veronderstellingen. Maar indien wetenschappers na het uitschrijven van een stelling hun best niet doen om uit te zoeken of het uiteindelijk juist of fout was, dan zijn we niet fair tegenover de wetenschap en verraden we de wetenschap!”
Tegelijkertijd beseft dr. Gelernter dat iedere vorm van kritiek op Darwin gelijk staat aan een soort van intellectuele zelfmoord: “Ik zeg het met veel verdriet en het geldt zeker niet voor elke wetenschapper, … maar intellectueel gezien speel je met je leven als je Darwin uitdaagt en ze zullen je vernietigen als je het aanvecht! Wat ik heb gezien op universiteiten, overal in het hele Westen, is alles behalve vrije meningsuiting wanneer het gaat over dit onderwerp … Het gaat steeds om een bittere afwijzing, een bittere, fundamentele, woedende, gewelddadige afwijzing, die zelfs niet in de buurt komt van een wetenschappelijke of intellectuele discussie. Ik heb dat steeds opnieuw zien gebeuren. Er wordt gezegd: “Ik ben een Darwinist, zeg er niet één verkeerd woord over of ik wil je niet horen, punt uit!” Je valt hun religie aan en het is ontegensprekelijk een overweldigend probleem voor hen.”
God binnen laten via de achterdeur?
De grote ontdekking van de jaren ’50 en ’60 was dat de DNA-molecule informatie in een ruwweg digitale of alfabetische of typografische vorm codeert. Net als in de computerwetenschap, waar we werken met enen en nullen. In 1958, vijf jaar na de publicatie van de structuur van het DNA, publiceerde Francis Crick zijn ideeën over hoe deze informatie in de basissequentie van het DNA werd vertaald. Crick ontdekte dat de informatie in het DNA, functioneert als alfabetische tekens in een geschreven tekst of als de enen en nullen in een deel van de computercode. Dat wil zeggen dat het niet hun chemische eigenschappen waren die zorgden voor hun functie, maar eerder hun specifieke opstelling in overeenstemming met een onafhankelijke symboolconventie die later werd uitgelegd in de vorm van wat we de ‘genetische code’ noemen. Dit betekent dus dat we te maken krijgen met ‘genetische tekst’ die eigenlijk net zoals een computerprogramma functioneert.

Volgens dr. Meyer was dit een baanbrekende ontwikkeling in de moderne wetenschap: “Dit betekent immers dat we te maken hebben met pure ‘informatie’. Het is een echt ‘informatie-opslagsysteem’. Het is trouwens fascinerend om te weten dat Crick tijdens de Tweede Wereldoorlog fungeerde als een specialist in het ontcijferen van vijandige codes. Hij was een specialist op dat vlak.” Maar Meyer gaat nog een stap verder in zijn redenering: “Wat we uit ervaring weten over ‘informatie’, of het nu gaat over een hiëroglyfische inscriptie, of een paragraaf in een boek, of informatie geïntegreerd in een radiosignaal, of in een deel van een computerprogramma, wanneer we ‘informatie’ zien en we gaan op zoek naar de uiteindelijke bron van eender welke vorm van informatie, komen we steeds opnieuw uit op een bepaalde vorm van ‘intelligentie’ die erachter zit, en ‘niet’ een zuiver materieel proces.”
De bron van iedere vorm van ‘informatie’ is volgens dr. Meyer dus steeds opnieuw ‘intelligentie’ of anders gezegd een ‘bewuste geest’: “En dus wat ik in mijn boeken ‘Darwin’s doubt’ en ‘signature in the cell’ heb beargumenteerd is dat wat we in de oorsprong van het leven zien, het bewijs is van de activiteit van een ‘sturende vorm van intelligentie’… Nochtans, het pleidooi voor zo’n hogere vorm van intelligentie is geen interpretatie of deductie van de bijbeltekst. Het is in dit geval een gevolgtrekking uit ‘biologisch bewijs’. En in die zin is het anders.”
Het verschil tussen een puur materialistische visie die stelt dat alles wat we om ons heen zien puur toevallig tot stand is gekomen en de visie dat er intelligentie achter zit, hoe weinig we er ook over kunnen zeggen en hoe weinig we ook begrijpen wat we daarmee bedoelen, dat is nog steeds een fundamentele kwestie. Maar als er een intelligente ontwerper was, wat was dan zijn strategie? Wat was zijn doel? En als er een intelligente ontwerper was, waarom zijn we dan zo vatbaar voor ziekten, liefdesverdriet, enzovoort?
Dr. Meyer zei hierover: “Ik zie een zeer krachtig signaal van een ‘ontwerp’ maar ik erken ook het lijden in de wereld. Ik erken het als een aspect van ‘verval’ en ik heb een theologische manier om dat aspect te begrijpen … We noemen het allemaal een mysterie, maar we kaderen het mysterie elk op onze eigen manier.”
Dr. Gelernter zei tijdens het interview dat hij het idee van intelligent ontwerp zelf met moeite kan accepteren zoals Stephen Meyer het presenteert, maar het is volgens Gelernter wel een duidelijk voorbeeld van het ‘kleren-van-de-keizer-effect’: “Ik heb niet zo zeer bedenkingen bij de theologische visie van Stephen. Ik heb eerder bedenkingen bij de visie van mensen die het idee van een ‘intelligent ontwerp’ simpelweg verwerpen, zonder er over na te denken. Het lijkt mij dat het in de academische wereld steevast wordt afgedaan als een soort van ‘theologisch opgezet spel’. Maar het is nochtans een zeer ernstig wetenschappelijk argument. In feite is het tevens het eerste, meest voor de hand liggende en intuïtieve argument dat bij me opkomt. Het dient intellectueel te worden aangepakt, niet met een onverdraagzaamheid die heel duidelijk aanwezig is in de intellectuele wereld van het vrije Westen in het algemeen.”
Volgens dr. Berlinski creëerde Darwin nu eenmaal een 19de 19e-eeuwse theorie zonder te kijken naar het grotere geheel: “…en hij slaagde er niet in uit te leggen wat hij dacht uit te leggen. Trouwens, het feit dat hij de oorsprong van het leven niet kende of niet kon begrijpen is simpelweg een weerspiegeling van het feit dat ook wij deze dingen nog steeds niet weten en niet begrijpen in de 21e eeuw. Dus dit vraagstuk was in de 19e eeuw alom voorbarig. Het is nog steeds voorbarig.”
Dr. Gelernter concludeerde dat de drempel waar de wetenschap momenteel voor staat om Darwins theorie te herevalueren even hoog, zo niet nog hoger is dan de drempel die ontstond toen hij indertijd zijn theorie introduceerde: “Darwin stelt nu een laatste uitdaging voor de biologie om erbovenuit te stijgen, net zoals dat nodig was toen zijn theorie werd geïntroduceerd en het iedereen van zijn stuk bracht. Maar het valt nog te bezien hoe en wanneer de wetenschap over Darwin heen kan geraken en verder kan gaan. Dit is een van de belangrijkste vragen waar de wetenschap in de 21e eeuw voor staat.”