De Chinese overheid zit niet te wachten op kritische verhalen vanuit de media en heeft zijn eigen journalisten vrijwel volledig in de hand. De organisatie Verslaggevers Zonder Grenzen maakte onlangs bekend dat China op de 177ste plaats staat in de ‘Press Freedom Index’. Alleen Eritrea, Turkmenistan en Noord-Korea scoren nog slechter. Chinese journalisten halen het zich niet in hun hoofd om kritisch te berichten over wat er bijvoorbeeld in Xinjiang gebeurt met de Oeigoeren.
Buitenlandse correspondenten durven dat wél, al wordt het in de praktijk steeds ingewikkelder.
De overheid wil voorkomen dat er schrijnende verhalen over China’s “binnenlandse aangelegenheden” naar buiten komen en correspondenten worden er voortdurend gevolgd en gehinderd. Maar volgens een artikel uit de Standaard gaat het nog veel verder. Vroeger werden correspondenten in het ergste geval het land uitgezet. Nu kun je voor het gerecht worden gedaagd met alle gevolgen van dien.
Het is dan ook een groeiende trend geworden en er verblijven inmiddels steeds minder buitenlandse correspondenten in China. Volgens het meest recente jaarrapport van de Foreign Correspondents Club moesten er in 2020 ten minste achttien journalisten het land verlaten omdat hun accreditatie niet werd verlengd.
Volgens de Standaard gebeurde dat deels in reactie op Amerikaanse maatregelen tegen Chinese journalisten in de VS. Er werd ook een Australische journalist van Chinese afkomst vastgezet, twee andere Australische journalisten vluchtten halsoverkop terug naar Australië uit angst voor hetzelfde lot. In maart vluchtten ook BBC-correspondent John Sudworth en zijn vrouw Yvonne Murray, verslaggever voor het Ierse RTE, halsoverkop naar Taiwan. De dreiging met rechtszaken wordt een steeds groter gevaar voor buitenlandse correspondenten die werkzaam zijn in China.
Deze trend in China heeft volgens de Standaard een duidelijk doel en het verloopt geheel volgens een oud maoïstisch principe, waarbij de CCP bepaalt dat het de taak is van de media om erop toe te zien dat wat de Communistische Partij besluit, vervolgens ook wordt geaccepteerd en gedragen door het volk. In het Westen noemen we dit echter ‘propaganda’ en de buitenlandse correspondenten zijn dan ook vaak niet geneigd om op die manier in het gareel te lopen. Zij vormen om die reden in China meer en meer een uitstervend ras.
De vraag is of deze trend kan worden beëindigd of enkel nog verder zal escaleren. Xi Jinping verlangt van de media absolute loyaliteit aan de Partij en dergelijke loyaliteit verlangt China nu ook steeds meer van buitenlandse journalisten. Ze moeten ‘objectief’ zijn en zich positief opstellen, maar wat objectief en positief is, is niet aan henzelf om te bepalen.